Met mijn eigen pupillenteam werden we kampioen in de laatste wedstrijd van het seizoen. Op een zonnige ochtend in oktober. Een wedstrijd tussen twee teams die nog kampioen konden worden. Teams met jonge onbevangen spelers tussen de 8 en 12 jaar.
In de dagen in aanloop naar deze wedstrijd heb ik steeds nagedacht wat de juiste manier was om met het team deze wedstrijd te benaderen. Maken we er iets groots van, met als mogelijkheid het kampioenschap als een ware vreugde-uitbarsting te kunnen vieren? Of wordt het business as usual. En kies ik ervoor de druk niet al teveel op te voeren.
In de lange periode dat ik al jeugdcoach ben, heb ik één ding wel geleerd. Voor kinderen is routine het allerbelangrijkste. Simpele handelingen die elke wedstrijd terugkomen. Het moment waarop je de opstelling bekendmaakt, de voorbereiding, de oefeningen die je doet.
En dus werd voor ons de finale gewoon een wedstrijd als alle voorgaande. “Als we deze winnen, zijn we dan kampioen?”, vroegen de spelers. “We moeten in ieder geval wel winnen”, antwoordde ik dan. Maar daar hield ik het bij. En zo stonden we op een zaterdagochtend in alle vroegte ergens middenin Nederland op een honkbalveld. Iedereen wist wat er te gebeuren stond, maar niemand sprak erover. Het was een rust die over het team was getrokken.
We wisten onze taak. Nu was het belangrijk om plezier te hebben. “Geniet ervan”, zei ik. “We zijn tot hier samen gekomen en we maken het samen af”. In de eerste inning kwamen we op 1-0 achter. Maar op uitermate professionele wijze werd hierna de wedstrijd overgenomen. Zonder druk. Kinderen van 10-11-12 jaar, die grote mensen honkbal spelen. Die er staan op het moment dat ze moeten. Die boven zichzelf uitstijgen in de wedstrijd van hun leven.
En zo kon het zijn dat ik ineens niet over het Nederlands team schreef, of over een Nederlandse club in de strijd om de Europese titel. Maar over een pupillenteam uit het Oosten. Een team dat heus niet de beste honkballers van het land binnen de gelederen had. Maar wel een team dat op die zaterdagochtend in het midden van het land hun beste honkbal ooit lieten zien. We hadden het geflikt. Alweer.